24
25
zodanig dat alleen een diepe zit mogelijk was. Daardoor kon hij zelfs van de
harde wind in de rug, op het eerste gedeelte, onvoldoende profijt trekken. Toch
bracht hij het op karakter nog tot Franeker. Zijn vrouw Tineke stond daar op een
afgesproken plaats met de auto om hem eventueel van nieuw voedsel te voorzien.
“Doe’t ik har seach”, vertelt hij, “wist ik wol wis dat ik ôfstappe moast.
Mar freegje net hoe swier oft it is om ta dy beslissing komme te moaten. Ferjit
net dat ik der eins wol tsien jier nei talibbe ha, lyk as elke oare dielnimmer.
Jonge, jonge noch ta, wat fûn ik dat sneu foar mysels, foarâl doe’t in dei letter
de werklikheid goed ta my troch drong.”
Dat het met zijn conditie wel goed zat, bewees Pieter enkele dagen later, toen
hij “fluitend” de elfmerentocht meereed. Het laat alleen wel zien dat voor een
schaatstocht van kaliber, topconditie en een flinke dosis geluk om bijvoorbeeld
in het donker niet in een scheur terecht te komen, noodzakelijk zijn. Onze waardering
voor Pieter z’n prestatie is er zeker niet minder om.
Willem van Santen is als 35-jarige de jonge hond van het gezelschap. Als
voetballiefhebber beschikt hij over een goede basistraining. Komen daar dan
nog enkele tochten op natuurijs bij, dan moet het kunnen volgens Willem. “Gewoan
dwaan, krekt as oars, dat is it bêste.” Daarom ook dronk hij aan de vooravond
van de elfstedentocht met zijn buurman nog een pilsje.
Wel had hij op diezelfde dag, toen hij nog even naar Zoudkamp was geweest,
al vastgesteld dat het een zwaar karwei zou worden. Om kwart voor tien werd
hij uit de kooi losgelaten, rijden op een schema dat hij van tevoren voor zichzelf
had opgesteld. Tot Stavoren, voor de wind, ging alles van een leien dakje.
Willem deed daarna, bij steeds wisselende groepjes, de ervaring op dat niet
iedereen van harte z’n kopfunctie verrichtte. Voor Bolsward nam hij er even de
tijd voor om weer wat op adem te komen. Z’n benen begonnen n.l. wat “vast
te zitten”. Dat was er ook de oorzaak van dat hij drie kwartier later op de plek
arriveerde, die hij met zijn zuster Ineke, die in Witmarsum woont, had afgesproken.
Zij had een lekkere pot snert voor hem meegebracht, waar hij zó van
opknapte dat hij de tocht wel weer aankon.
“Evenredich trochride en net te hurd wolle”, oordeelt hij. Om 17.15 uur, toen
het al knap donkerde, kwam hij in Franeker aan. Het gedeelte van Franeker tot
Bartlehiem, waar hij vier uur over heeft gedaan, ervoer Willem als verschrikkelijk
zwaar. Gelukkig was er het publiek dat, zelf de kou trotserend, iedereen
aanmoedigde. “Ik fûn it ek geweldich”, zegt hij, “dat der safolle minsken mei
auto’s en trekkers probearren de baan te verljochtsjen. En dan dy ûntfangst yn
Dokkum. Geweldich!” Willem is dan op bekend terrein en gunt zich de tijd om
weer even op verhaal te komen. Het laatste gedeelte legt hij in ruim een uur af
zodat hij om 23.05 uur over de eindstreep gaat. Alie, z’n vrouw, is net een paar